Homepage / Wet- en regelgeving / Maatregelen & voorzieningen
Maatregelen & voorzieningen

In het BBT-document “Bodembescherming: combinaties van voorzieningen en maatregelen” (BB-cvm) zijn de combinaties van voorzieningen en maatregelen (cvm) uit de NRB overgenomen. Deze leiden tot een gelijkwaardig beschermingsniveau als de minimale voorzieningen die in het Bal zijn opgenomen en kunnen direct worden opgenomen in maatwerkvoorschriften of vergunningsvoorschriften.Voor het beschermen van de kwaliteit van de bodem zijn vooral preventieve maatregelen van belang, die zijn gericht op controle en onderhoud van voorzieningen zoals installatieonderdelen, vloeren,verhardingen en/of opvangbakken, en ook toezicht op het juist verrichten van de activiteit en gericht ingrijpen in geval van incidenten. Deze maatregelen worden niet expliciet voorgeschreven, maar zijn een onderdeel van de specifieke zorgplicht (good housekeeping).

Bij bepaalde milieubelastende activiteiten zijn bodembeschermende voorzieningen nodig om de bodem te beschermen tegen stoffen die de kwaliteit van de bodem kunnen bedreigen. Afhankelijk van de aard van de bedreiging bestaan onder andere uit aaneengesloten en vloeistofdichte voorzieningen, lekbakken en tanks met bepaalde kwaliteitseisen.

Bij beëindiging van een bodembedreigende activiteit wordt bodemonderzoek vereist om toetsen of bodemverontreiniging heeft plaats gevonden. Indien dat het geval is geldt een opruimplicht. Als beschermingsniveau blijft het uitgangspunt van de NRB van een verwaarloosbaar bodemrisico overeind, maar wordt in de specifieke zorgplicht omschreven als ‘de verontreiniging van de bodem met bodemverontreinigende stoffen wordt zoveel mogelijk voorkomen, waarbij herstel van de bodem redelijkerwijs mogelijk blijft’.

Dit beschermingsniveau wordt ingevuld door per activiteit de minimale voorzieningen voor te schrijven, waarbij de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming 2012 als uitgangspunt heeft gediend. Dit is een invulling van de beste beschikbare technieken (BBT) ter bescherming aan de bodem bij activiteiten.

Het risico op verontreiniging van de bodem bij een activiteit is afhankelijk van de gebruikte stoffen en de wijze waarop de activiteit wordt uitgevoerd. De  voorgeschreven voorzieningen beperken zich zoveel mogelijk tot de onderdelen van de activiteit waar het risico op verontreiniging van de bodem optreedt en niet voor de gehele activiteit. Dat zijn vooral de plaatsen waar handelingen met de bodembedreigende stoffen plaatsvinden, zoals locaties waar stoffen worden overgeslagen, vul- en tappunten van tanks, procesactiviteiten en opslag van goederen die kunnen uitlogen of lekken. 

Er is een beleidsmatige voorkeur voor brongerichte maatregelen en voorzieningen ter bescherming van de bodem. Hierbij kan gedacht worden aan procedures om het risico op verontreiniging van de bodem te voorkomen, zoals het vervangen van bodembedreigende stoffen door stoffen met minder risico, vermindering van voorraden, en het bundelen van bodem bedreigende activiteiten. Deze worden aangevuld met effectgerichte maatregelen en voorzieningen die tot doel hebben indringing en verspreiding van bodembedreigende stoffen te voorkomen, bijvoorbeeld een vloeistofdichte bodemvoorziening bij een autotankstation en lekbakken onder vul- en tappunten.

Hieronder ziet u een aantal voorbeelden van bodembeschermende voorzieningen en maatregelen:

Bodembeschermende voorzieningen:
- vloeistofdichte bodemvoorzieningen
- aaneengesloten bodemvoorzieningen
- elementen bodemvoorzieningen
- lekbakken
- geomembraanbaksystemen
- dubbelwandige opslagtanks met lekdetectie
- bedrijfsriolering
- kathodische bescherming

Bodembeschermende maatregelen (beheermaatregelen bij voorzieningen):
- Bedrijfs Interne Controle systeem (BIC)
- inspecties
- werkinstructies