Homepage / Wet- en regelgeving / Eigen verantwoordelijkheid
Eigen verantwoordelijkheid

Met het in werking treden van de Omgevingswet is de eigen verantwoordelijkheid van de inrichtinghouder veel belangrijker geworden. Niet alle maatregelen en voorzieningen zijn voorgeschreven in specifieke middelvoorschriften maar in algemene doelvoorschriften. Daarvoor in de plaats heeft de zorgplicht een veel prominentere rol gekregen. Voor milieubelastende activiteiten is dit in voorschrift 2.11 van het Bal terecht gekomen. 

Deze luidt als volgt: 

Degene die een milieubelastende activiteit, of een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam of een lozingsactiviteit op een zuiveringtechnisch werk verricht en weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat die activiteit nadelige gevolgen kan hebben voor de belangen, bedoeld in artikel 2.2, is verplicht:

-Alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van diegene kunnen worden gevraagd om die gevolgen te voorkomen.

-Voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen: die gevolgen zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.

-Als die gevolgen onvoldoende kunnen worden beperkt: die activiteit achterwege te laten voor zover dat redelijkerwijs van diegene kan worden gevraagd.

Degene die een activiteit verricht, moet de beste beschikbare technieken (BBT) toepassen. Dit zijn de meest doeltreffende technieken om nadelige gevolgen voor het milieu te voorkomen. Of, als dat niet mogelijk is, nadelige gevolgen zo veel mogelijk te beperken. Voor bodembescherming betekent dit dat men moet voldoen aan het BBT-document BB-cvm.